Boris en het woeste water

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Boris en het woeste water

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

placeholder

Boris en het woeste water

Hoofdstuk 9 / Rindert Kromhout

De vertaling

verteller: Tony Bloem
stem: Marc Krone
adaptatie tekst: Marijke de Jong

Boris kreeg gelijk. Toen ze later op de dag weer de rivier op kwamen was daar niemand te zien, ze konden gemakkelijk doorvaren.
Boris speurde de omgeving af. Hij verwachtte half en half het meisje met het rode haar te zien. Maar ze was er niet.
Het water stroomde hier snel. Dunne Dirk hoefde nauwelijks te peddelen, alleen te sturen. Het vlot leek te dansen op de golven.
Tevreden zat tante Jo met een tas vol eten op schoot om zich heen te kijken. ‘Fijn, dat jullie er allemaal nog zijn,’ zei ze tegen Boris. Ze diepte een stuk brood uit de tas op en voerde dat aan Neus.
Boris was blij dat Tante Jo weer vrolijk was, hij was ook blij dat ze er allemaal nog waren. Tante Jo en dunne Dirk en hijzelf hoorden bij elkaar!
Tante Jo keek Boris glimlachend aan. ‘Ik vind dit een fijn avontuur,’ zei ze. ‘Jij ook?’
Boris knikte. Ja, het was een fijn avontuur, precies waar ze zo naar hadden verlangd.
Plotseling maakte het vlot een sprongetje op het snel stromende water, alsof het werd opgetild en neergegooid.
‘Hoepla!’ riep dunne Dirk.
‘Een draaikolkje,’ zei dunne Dirk. Hij tuurde voor zich uit. ‘Opgelet, want er komen er nog meer aan. Maarre, niet bang zijn hoor, ik weet wat ik doe.’
‘Dirk?’ vroeg tante Jo, Zou je dat echt een keertje willen? Trouwen?’
‘Och, als het moet,' zei dunne Dirk. ‘Dan wil ik best een keertje trouwen hoor. Hoezo?’
‘Nou ja, zomaar,’ zei tante Jo. ‘Ik vroeg het zomaar, Ik eh... ik zou het ook best een keertje willen als het moest. Ik ben ook nog nooit getrouwd.’
Boris knipoogde naar haar. Die tante Jo! Hij snapte wat ze bedoelde.

Weer maakte het vlot een sprongetje. Boris verloor zijn evenwicht en viel tegen de koffer aan. ‘Hou je vast!’ riep dunne Dirk. ‘We komen in wild water!’
En daar ging het vlot weer, pats, pats, pats, op de rivier.

‘Hoepla!’ riep dunne Dirk bij de zoveelste draaikolk.
Bijna schoof het boek van de veerman overboord. Boris wist het net op tijd te grijpen. Het vlot hotste en botste, het water kolkte en kringelde en de reizigers werden heen en weer geschut. Een tas vloog overboord. Boris zat op handen en knieën, om te zorgen dat hij niet zou vallen. Tante Jo kroop naar hem toe en sloeg haar armen beschermend om hem heen. Hup! Weer maakte het vlot een sprongetje. Hup! Weer sloeg een golf over Boris heen. En hard kneep hij in de arm van tante Jo.
Dunne Dirk knipoogde naar Boris. ‘Dit is nog leuker dan mijn gymnastiektoestel!’ riep hij. ‘Net of we op de kermis zijn! Wat een pret!’
Boris moest lachen en liet tante Jo los.
‘Hoepla, nog een golfje! Ai, een boomtak in het water,' riep dunne Dirk luchtig. ‘Toe maar, mijn peddeltje, we varen er omheen.’ Weer kreeg Boris een knipoog van dunne Dirk.
En toen werd de rivier plotseling veel breder en was het water ineens kalm. Het vlot kwam tot rust en dobberde langzaam verder.
‘We zijn er voorbij!’ riep dunne Dirk. ‘Het water is niet meer wild, zo, geen paniek meer!’
Boris was opgelucht. Vreselijk, dat wilde water. Logisch dat Boris daar bang voor was. Iedereen zou daar bang voor zijn, zelfs iemand die vroeger niet zoiets afschuwelijks had meegemaakt als Boris. Ja, natuurlijk was hij bang geweest. Bang om overboord te vallen. Bang dat er weer iemand zou verdrinken, net als toen, op die vreselijke dag... En toch, de armen van tante Jo om hem heen, een knipoog van dunne Dirk, Boris had meteen een veilig gevoel gekregen.

Dunne Dirk stuurde het vlot naar de kant. ‘Het is mooi geweest voor vandaag,’ zei hij. ‘Wat een dag! Al die vrouwen, al die golven. Ik sta ervan te trillen op mijn benen.'
Boris pakte de hengel en gooide de lijn uit. Tante Jo sprokkelde hout om een vuurtje te stoken.

Er zat veel vis in de rivier. Binnen een paar minuten had Boris er zes gevangen. Hij maakte ze schoon en spieste ze aan een tak. Tante Jo hing ze boven het vuur.
Niet veel later zaten ze weer knus bij elkaar. De zon ging langzaam onder. Witte wolken dreven hoog over en een merel keek rond. Neus was in de tent gekropen en lag te slapen.
Boris dacht na. Ze wisten hoe bang hij was, maar wat hadden ze hun best gedaan om te zorgen dat hij zich veilig voelde in het wilde water!
Hij keek naar hen. ‘Tante Jo,’ begon hij. ‘Dunne Dirk, luister eens. Ik moet jullie iets vertellen.’
Dunne Dirk knikte. ‘Je gaat ons je verhaal vertellen.’
‘Ja,’ zei Boris, 'ik ga jullie mijn verhaal vertellen.' Hij slikte een brok in zijn keel weg: ‘Weten jullie nog toen ik naar het eethuis kwam?’
‘Als de dag van gisteren,’ zei dunne Dirk. ‘Je stond zomaar opeens op een dag voor de deur, maar we zagen wel dat je verdrietig was.'
‘Ja,’ zei Boris. ‘Dat komt, er was iets verschrikkelijks gebeurd, een ongeluk. En toen moest ik weg van huis.’
‘Een ongeluk met je vader en je moeder?’ vroeg tante Jo.
‘Een ongeluk op het water?’ vroeg dunne Dirk. ‘Ben je daarom zo bang?'
‘Het was op zee,’ zei Boris.
‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg tante Jo.
‘Mijn vader en moeder waren in de zee,’ zei Boris. ‘Dat deden ze altijd, want dat was hun werk, en altijd ging het goed. Maar die dag was het water woest en er waren hoge golven en toen... toen is het ongeluk gebeurd.’
Dit keer was het dunne Dirk die Boris troostend tegen zich aan trok. ‘Ik durfde het nooit te vertellen,’ zei hij. ‘Want als ik dat deed moest ik er weer aan moeten terugdenken en dat wou ik niet. Mijn vader en moeder zijn verdronken.’
‘Verdronken...’ zei tante Jo met verstikte stem. ‘Wat verschrikkelijk voor je.’
‘Nu begrijp ik waarom je zo bang bent voor water,’ zei tante Jo. ‘En toch ben je met ons meegegaan, de rivier op. Wat een akelige reis moet dit voor je zijn.’
‘Jullie zijn zo lief voor me, ik wil nooit meer bij jullie weg. Daarom ben ik ook met jullie mee gegaan.’
'Waarom zou je weg bij ons moeten,' zei tant Jo, 'geen denken aan, je hoort bij ons.'
'Zo is het maar net,' zei dunne Dirk, 'zonder jou vinden we er niks aan.'
Boris droogde zijn tranen. Hij gaf tante Jo en dunne Dirk allebei een zoen op hun wang.
Dunne Dirk stond op en zei: ‘En nu niet meer aan vroeger denken, hè.'
Boris voelde zich opgelucht dat hij tante Jo en dunne Dirk eindelijk over vroeger had durven vertellen.
Al was er één ding dat hij ze nog niet verteld had. Het ongeluk op zee had niet hoeven gebeuren. Als Boris niet had geroepen: 'Nog een keer!', zou het nooit zijn gebeurd. Het ongeluk was zijn schuld...