Boris en het woeste water

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Boris en het woeste water

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

placeholder

Boris en het woeste water

Hoofdstuk 6 / Rindert Kromhout

De vertaling

verteller: Tony Bloem
stem: Marc Krone
adaptatie tekst: Marijke de Jong

Het begon te regenen. Urenlang viel er een akelige miezerregen. De reizigers werden kleddernat en ze hadden het koud. Rillend zaten Boris en tante Jo in het tentje, tegen het warme lijf van Neus aan. Tante Jo droeg een wollen lange broek, en een dikke trui met streepjes.
De rivier was hier breed, maar werd steeds ondieper. Overal staken kleine eilandjes boven het water uit. Dunne Dirk had al zijn stuurmanskunst nodig om het schip er tussendoor te sturen. Maar ... een schurend geluid, een schokje, en het vlot lag stil.
'Geen paniek,' zei dunne Dirk. 'Er is niks helemaal aan de hand, behalve dat we vastzitten. We zijn te zwaar. Er moet wat overboord anders kunnen we niet verder. Zullen we een paar koffers weggooien, dan zijn we niet meer zo zwaar.'
Tante Jo vond dat een slecht plan. 'In die koffers zitten mijn mooie kleren,' zei ze, 'Die wil ik aan in het verre land. Nee, die koffers mogen niet weg. Weet je wat, zet je gymnastiektoestel maar overboord.'
Meteen klampte dunne Dirk zich vast aan het gymnastiektoestel. 'Mijn toestel overboord?' vroeg hij kwaad. 'Alleen met mij erbij! Doe die liedjesboeken maar weg.'
'Wat krijgen we nou?,' vroeg tante Jo, 'Geen sprake van. Zonder liedjesboeken kan ik niet zingen.'
Kwaad en zonder nog iets te zeggen zaten tante Jo en dunne Dirk hun spullen te bewaken.
Boris zei: 'Zullen we eerst gaan eten? Met volle magen kunnen we beter bedenken wat we moeten doen.'
Dat vonden ze gelukkig een goed idee.
Ze aten met smaak en toen het eten op was, waren tante Jo en dunne Dirk niet langer boos.
Het was inmiddels donker geworden en het regende niet meer. Tante Jo stak kaarsen aan.
Boris pakte het boek van de veerman en sloeg het open.
'Strano,' las hij bij het flakkerende licht van een kaars, en 'ritorno...'
De woorden werden steeds geheimzinniger...
Boris legde het boek weg. Zou het echt een spookverhaal zijn?
'Jo?,' vroeg dunne Dirk. 'Ben je nu niet meer boos op me?' 'Boos, waarom?'
'Nou ja, omdat je liedjesboeken overboord moeten.'
'Mijn liedjesboeken?' Woedend sprong tante Jo op. 'Blijf van mijn liedjesboeken af!'
'En jij van mijn gymnastiektoestel!' brulde dunne Dirk.
Weer stonden ze met kwade koppen tegenover elkaar.
Boris had genoeg van de ruzie. 'Jullie spullen hoeven niet overboord. Laat Neus en mij hier maar achter.'
Zijn plan werkte meteen. Beschaamd schraapte dunne Dirk zijn keel. 'Ikke, eh,' begon hij, 'Nee Boris, jij hoort bij ons, jij moet blijven. Eigenlijk heb ik het gymnastiektoestel niet nodig, doe dat ding maar weg.'
'Och,' zei tante Jo. 'Eigenlijk ken ik al die liedjes al uit mijn hoofd en één koffer met kleren is wel genoeg.'
'Goedzo,' zei Boris. Zullen jullie geen ruzie meer maken?'
'Nee Boris,' beloofden ze, 'als jij maar bij ons blijft.'
'Ik blijf bij jullie,' beloofde Boris. 'En Neus ook.'
Tante Jo kwam bij hem zitten. 'Jij bent een slimmert, zei ze, 'En toch, er is iets met je aan de hand. Wat is het, wil je het me vertellen?' Och, Boris zou het haar zo graag willen vertellen.
Durfde hij maar terug te denken aan die vreselijke dag...
'Vraag het me niet,' zei hij. 'Je hebt gelijk, tante Jo, ik vind het akelig op de rivier. Vroeger niet, vroeger vond ik het fijn om te varen of te zwemmen. Maar toen is er iets gebeurd. Misschien zal ik het jullie op een dag vertellen, maar nu nog niet. Ik durf niet aan vroeger te denken.' Zo, dat was er uit. Hij had het gezegd!
Tante Jo sloeg een arm om hem heen. 'Goed,' zei ze, 'Ik zal niets meer vragen, maar je hoeft niet bang te zijn, wij zijn bij je.'
'Ik weet het,' zei Boris,'Jullie zijn bij me.'
'Het is laat,' zei tante Jo. 'Welterusten, Boris.'
'Welterusten tante Jo, welterusten dunne Dirk'
De volgende ochtend droeg dunne Dirk alle spullen door het ondiepe water naar een hoge, droge plek op het land.
Alleen de tassen met eten, één koffer met kleren en het boek van de veerman bleven aan boord. Toen kon het vlot gemakkelijk worden losgetrokken van de zandbank. De reis ging verder.
Boris kroop dit keer niet in de tent, hij voelde zich fijn. Hij wilde zich niet meer verstoppen voor het water.
Hij ging aan de rand van het vlot zitten. Kijk! Kijk nou! Daar was ze weer! Het meisje met de rode haren! Alweer! Dit was al de derde keer en steeds op een andere plek. Achtervolgde ze het vlot? Waarom? Hij had dat meisje al eerder gezien, lang geleden. Maar waar? Het meisje wuifde, ze riep iets, maar het vlot dreef zo snel bij haar weg dat Boris niet kon verstaan wat ze zei. Al snel was ze niet meer te zien. Een bekend gezicht, wie was ze, waar kende Boris haar van? Waarom zag hij haar elke ochtend, juist als ze vertrokken?
Boris wist, dat hij nu aan tante Jo en dunne Dirk over het meisje zou moeten vertellen. Dan konden ze terug gaan om te vragen wat ze wilde. Maar Boris zei niets. Iets hield hem tegen. Er was iets met dat meisje. Wat?