Boris en het woeste water

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Boris en het woeste water

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

placeholder

Boris en het woeste water

Hoofdstuk 4 / Rindert Kromhout

De vertaling

verteller: Tony Bloem
stem: Marc Krone
adaptatie tekst: Marijke de Jong

Boris was al vroeg wakker. Voordat de reis verder zou gaan wilde hij eerst wandelen met Neus. Neus dribbelde voor Boris uit en begon in de aarde te graven. Boris ging tegen een boom zitten.
Wie had gedacht dat hij ooit nog eens een reis op het water zou maken. Na die verschrikkelijke dag was hij weggegaan van de woonwagen van zijn vader en moeder. Hij wilde nooit meer terug.
Wekenlang had hij rondgezworven. Op een dag had hij bij het eethuis aangeklopt en gevraagd of ze iets voor hem te doen hadden, want hij had honger. Als je wilt mag je voor het varken zorgen,' zei de kok. 'Ik heb daar nooit tijd voor want het is hier altijd druk, druk, druk.'
Boris was in het eethuis gebleven. Het was er fijn, vooral ook omdat niemand hem had gevraagd waar hij vandaan kwam en waarom hij hier naartoe was gekomen. Zo ging dat, in het eethuis. Als je iets wilde vertellen, werd er gretig geluisterd, maar als je dat niet wilde, werd er niets gevraagd. Boris wilde liever niet vertellen en er was niemand die daar ooit iets van had gezegd. Het was alleen jammer vond Boris, dat het eethuis zo dicht bij de rivier stond. Maar, hij had een zolderkamertje kregen met uizicht over het land en niet over het water.
'Boris!' riep tante Jo. 'We gaan verder!' Boris schrok op. 'Ik kom eraan.' In de verte bewoog iets roods tussen het groen. Boris rekte zich uit en tuurde tussen de bladeren door. Zat daar een vos? Nee, het was geen vacht die hij daar zag, het was iets anders.

Hij kneep zijn ogen samen en probeerde te ontdekken wat dat rode precies was. Hij kon het niet zien, maar het kwam snel dichterbij.
'Boris kom nou, we gaan!' Dat was dunne Dirk.
'Ik kom al!' Terwijl hij terugliep keek Boris nog een keer om. Het waren rode haren! Ze wapperden tussen de groene bladeren door. Er liep daar iemand!
Dunne Dirk pakte zijn roeispaan. En kalmpjes dreef het vlot op het water.

Tante Jo droeg vandaag een lange roze jurk en had een sjaaltje met sterren om haar hoofd geknoopt. En neuriënd was ze in de koffers aan het rommelen. De uren gingen voorbij. Kronkelend stroomde de rivier door het land. Soms was hij breed, op andere plaatsen was hij smaller.
Boris zat weer in de tent, hij keek in het boek.
'Domani,' las hij, en 'porco'...
De veerman had gelijk, het waren mooie woorden. Maar, wat zouden ze betekenen? Aah, misschien was het wel een spookverhaal!

Het was bijna middag toen ze langs een dicht struikgewas voeren. Lage takken hingen tot ver uit de oever. Kleine vogeltjes hadden er hun nesten gebouwd. Twijgjes en takjes bewogen heen en weer. Maar er was haast geen wind. Misschien zat er wel een wild dier.
Het geritsel werd luider.
Op datzelfde moment sprongen tientallen mannen en vrouwen met petten uit het groen te voorschijn. Muziek barstte los. 'Hoempapa hoempapa, tiedeldiedom!'
De reizigers gilden het uit.
'Falderalderie! Falderaldera! Falderaldera!'
Het was een orkest! Er zat warempel een orkest in de struiken verborgen! Geen wild dier, maar een orkest! Boris zag trompetten en violen, trommels en triangels. De muziek klonk prachtig. Na vijf nummers was het afgelopen.
De verbaasde reizigers applaudiseerden. En de dirigent van het orkest maakte een diepe buiging.
'Mooie muziek,' zei dunne Dirk. 'Waarom zitten jullie in de struiken?'
'Wij zaten op jullie te wachten,' zei de dirigent. 'Met onze mooie muziek wensen we jullie goede reis.'
'Orkest, spelen!'
En weer barstte de muziek los.
Dol enthousiast floot tante Jo op haar vingers. 'Schitterend!'
'Ja, vinden wij zelf ook,' zei de dirigent. 'Wij zijn een geweldig orkest. Jammer alleen dat we geen zangeres hebben.'
'Een zangeres?' Tante Jo vloog op. 'Ik ben een zangeres,' zei ze.
'Is het werkelijk?' zei de dirigent.
'Ja, luister maar,' zei tante Jo. En ze zong een lang en treurig lied uit een oude opera. De dirigent pinkte een traan van zijn wang. 'Zo treurig!' riep hij uit. 'Zo mooi! Ik heb nog nooit zoiets gehoord, echt precies wat we nodig hebben. Jij bent een zangere, wat een talent! Wil jij niet bij ons blijven?'
Boris zag dat tante Jo niet goed wist wat ze moest zeggen. Tja, zingen met een echt orkest was iets dat ze haar leven lang had gewild. En nu ineens had ze de kans!
'Zal ik het doen?' vroeg ze.
Dunne Dirk kwam bij haar staan. 'Zou je dat graag willen?' vroeg hij. 'Niet met ons naar het verre land gaan, maar zangeres worden in dat orkestje?'
'Hohoho, hoho' zei de dirigent. 'We zijn niet een orkestje, we zijn een Wereldorkest. De muzikanten komen uit de hele wereld. Soms kunnen we elkaar niet eens verstaan, maar dat geeft niks, als je muziek maakt heb je geen woorden nodig.
Nu stond Boris op. 'Uit de hele wereld?' vroeg hij en hij pakte het boek van de veerman. 'Is er iemand die dit kan lezen?'
Het boek ging van hand tot hand, maar niemand kon het lezen. Niemand kwam uit het land waar het boek was geschreven.
'Jammer, het had gekund,' dacht Boris, en hij pakte het boek aan.
Opnieuw begon het orkest te spelen. Tante Jo zong mee met de muziek.
'Nou, blijf je bij ons?' vroeg de dirigent toen het lied uit was.
Een diepe zucht kwam uit de keel van Tante Jo.
'Nee,' zei ze tegen de dirigent, 'ik kan niet blijven, ik ga met mijn vrienden mee. Het was heerlijk om te zingen met een echt orkest, maar ik hoor bij mijn vrienden.'