
Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.
De veerman zat langs de waterkant om de reizigers uit te zwaaien. Goeie reis en wees zuinig op mijn boek!'
Ze laadden alles op het vlot en toen alle bagage erop stond, lag het vaartuig gevaarlijk diep in het water.
'We moeten er zelf ook nog bij,' zei Boris. 'Dat gaat nooit, het vlot zal zinken. Misschien kunnen Neus en ik toch beter hier blijven.' Hoopvol keek hij op naar tante Jo.
'Toe nou, Boris. Het lijkt wel of je niet met ons mee wílt. Dat is niet aardig van je.'
Natuurlijk wilde hij met zijn vrienden mee op reis. Was het maar geen reis op het water...
'En we gaan nog niet naar huis...' zong tante Jo enthousiast.
Dunne Dirk peddelde met een roeispaan in het water.
Langs de waterkant stond een bord met zwarte letters erop:
VER LAND
'We gaan de goeie kant op!' zei dunne Dirk tevreden.
Een eindje voorbij het bord stond een man in het riet, een kleine, kale man. Hij had lange laarzen aan en stond met zijn armen over elkaar naar het water te turen.
Dunne Dirk zwaaide. 'Vreemde man, wat doe je daar?' riep hij.
'Ik vis,' antwoordde de vreemde man.
Tante Jo giechelde. 'Maar je hebt geen hengel. Zo vang je niks.'
'Ik vis niet om te vangen, ik vis om te tellen,' zei de vreemde man. 'Ik tel hoeveel vissen er in de rivier zwemmen en dan schrijf ik er een boek over'
'Dan schrijf ik: Er zwemmen honderdzeven vissen in de rivier. En ik vertel het aan iedereen. En dan zeggen de mensen: “O ja, is dat zo? Honderdzeven vissen? Dat wisten we niet. Wat knap van je dat je dat weet. We gaan meteen je boek kopen.'' En dan word ik beroemd.'
'Wij wilden vroeger ook beroemd worden, Dirk en ik,' zei tante Jo.
Boris vroeg: 'Hoeveel vissen zijn er hier?'
De vreemde man haalde zijn schouders op. 'Weet ik niet. Ik sta hier al dagen, maar ze zwemmen steeds weg en ze zwemmen steeds door elkaar heen. Ik moet telkens opnieuw beginnen met tellen. Zo komt mijn boek nooit af.
Boris kreeg een idee. Hij pakte het boek van de veerman en hield het omhoog. 'Wij hebben hier een boek. Kunt u lezen wat erin staat?'
Stel je voor dat de vreemde man dat kon! Dan zouden ze meteen terug naar huis kunnen gaan!
Dunne Dirk peddelde naar de vreemde man toe. Die pakte het boek aan en bladerde erin.
'Er staan geen plaatjes in,' zei hij. 'Gaat het over vissen?'
'Weten we niet,' zei Boris.
'In boeken over vissen horen plaatjes,' zei de vreemde man.
'Maar, eh...', zei Boris, 'er staan wél woorden in.'
'Ja, woorden uit een ver land!' zei de vreemde man schamper. 'Die ga ik echt niet lezen, hoor! We hebben in ons eigen land al genoeg woorden.' Hij gaf het boek terug aan Boris. 'Het verre land is díé kant op!'
Toen boog hij zich weer over het water.
De hele verdere dag dobberden ze over de eindeloos lange rivier. Dunne Dirk peddelde, tante Jo zong en Boris zat veilig in de tent. Langs de oevers groeiden bomen en struiken en hier en daar stond een huis. Af en toe zagen ze iemand lopen en riepen ze: 'Zijn we al in het verre land?'
'Nog lang niet!' werd er dan teruggeroepen. Het verre land is hier een heel eind vandaan!
Toen de zon onderging, besloten ze dat het voor vandaag genoeg was geweest. Dunne Dirk stuurde het vlot het riet in. Boris sprong op de wal en bond het boottouw om een boom.
Dunne Dirk maakte een kampvuur, om worstjes te roosteren. Gezellig gingen ze om het vuur zitten.
'Wat een rare kerel was dat,' zei dunne Dirk, 'wie gaat er nou vissen tellen!'
Boris voerde Neus een paar appels.
'Ach,' zei tante Jo. 'Ik snap het best. Hij wil beroemd worden. Weet je nog, Dirk, dat wij ook beroemd wilden worden?'
Dunne Dirk wist het nog en ook Boris kende hun verhaal. Ze hadden het hem vaak verteld.
Toen ze nog jong was, wilde tante Jo operazangeres worden en dunne Dirk wilde naar de Olympische Spelen om het turnen te winnen. Maar de mensen van de opera zeiden dat tante Jo vals zong en de jury van de Olympische Spelen moest erg lachen toen dunne Dirk zijn oefeningen deed. Boos was dunne Dirk weggelopen en hij maakte een lange wandeling om te bedenken wat hij nu moest doen. In een park kwam hij tante Jo tegen, ze zat huilend op een bankje. Dunne Dirk begon ook te huilen en zo leerden ze elkaar kennen.
In dat park liep toevallig ook de baas van het eethuis.
'Vindt u dat ik vals zing?' vroeg tante Jo aan hem en ze zong. 'Schuitje varen, theetje drinken...'
'Moet u ook zo om me lachen?' vroeg dunne Dirk en hij deed een handstand, een koprol en een vogelnestje aan een boomtak.
De baas van het eethuis klapte in zijn handen. 'Jullie zijn geweldig!' zei hij enthousiast. 'Ik geef jullie allebei honderd punten! Kom maar bij mij werken.'
Meteen waren ze met hem meegegaan naar het eethuis en ze waren er gebleven tot de laatste dag.
'O, Jo!' zei dunne Dirk. 'Vroeger...'
'O, Dirk!' zei tante Jo. 'Wat lang geleden!'
En stilletjes staarden ze naar het vuur.
Lang geleden! dacht Boris. Toen was alles nog goed. Was het maar nog steeds lang geleden, dan zou die afschuwelijke dag er niet zijn geweest...
Hè bah, niet aan denken! Hij wilde er nooit meer aan denken. Dat had hij zichzelf beloofd. Als hij niet aan die dag dacht, werd hij ook niet verdrietig.
'Zing je een liedje voor ons, tante Jo?' vroeg hij.
'Dat is precies waar ik zin in heb,' zei tante Jo. En ze zong over verre landen en gevaarlijke avonturen die op het nippertje goed afliepen. Toen het lied uit was, waren de worstjes geroosterd. Ze aten er met smaak van en daarna gingen ze slapen. De maan scheen over de struiken en de rivier, de vleermuizen vlogen af en aan, het riet ruiste. En Neus, Neus knorde tevreden.
Boris lag met wijdopen ogen te luisteren naar het geklots van het water en viel pas diep in de nacht in slaap.