Boris en het woeste water

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Boris en het woeste water

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

placeholder

Boris en het woeste water

Hoofdstuk 12 / Rindert Kromhout

De vertaling

verteller: Tony Bloem
stem: Marc Krone
adaptatie tekst: Marijke de Jong

Later die dag zaten de drenkelingen bij een knapperend kampvuur op te drogen. Ze hadden hun spullen uit de rivier gevist en ze aan de takken van de bomen gehangen. Ook het boek van de veerman, dat droop van het water, hadden ze bij het vuur gelegd. Boris had aan tante Jo en dunne Dirk verteld wie het meisje met het rode haar was. 'Ze heeft al die tijd naar me gezocht terwijl ze me helemaal niet kende!'
Tante Jo keek Boris aan, ze zei: 'Ik ben zo blij voor je. Je vader en moeder zijn niet verdronken, wat heerlijk voor je.’
‘Voor jou zijn we blij, maar voor onszelf niet,’ zei dunne Dirk. ‘Je wilt nu terug naar huis en dat betekent dat we zonder jou verder moeten.
Dunne Dirk legde een arm om de schouder van tante Jo. 'We redden ons wel Jo, het wordt weer net als vroeger, toen was Boris ook niet bij ons en waren we toch niet verdrietig.'
Boris voelde zich zich helemaal niet meer blij. Wat een moeilijk moment!
'Ik eh... ik ga heus niet voor altijd weg hoor, echt niet. Zo gauw ik kan, kom ik met Neus bij jullie op bezoek. Als ik mijn vader en mijn moeder heb teruggevonden en jullie in het verre land zijn geweest, dan kom ik meteen. En dan kunnen jullie me vertellen wat er in het boek van de veerman staat. Hij pakte het natte boek op. Zou het een spookverhaal zijn?' vroeg hij.
Lucia schudde haar hoofd. 'Het boek gaat over een avontuur,' zei ze. Deze woorden verbaasden Boris.'Over een avontuur, hoe weet je dat?'
'Hm, dat staat op de kaft.' zei Lucia.
‘Kun jij dat dan lezen?’ vroeg tante Jo. ‘Het boek komt uit het verre land, het is een vreemde taal.’
‘Voor jullie wel, maar voor mij niet,’ zei Lucia. ‘Mijn vader komt uit het land waar dat boek is geschreven. Hij heeft mij zijn taal geleerd.’
‘Echt waar?’ vroegen ze in koor. ‘Kun jij het boek van de veerman werkelijk lezen?’ Boris duwde Lucia het boek in. ‘Vertel! Lees voor!’
‘Dat doe ik,’ zei Lucia. Ze ging er lekker voor zitten, dicht bij het warme vuur.
En ze begon: ‘MIJN AVONTUUR, geschreven door Rinaldo Legno Storto'. Ze schraapte haar keel en las verder: 'Ik heb vele avonturen beleefd en nu ik weer thuis ben ga ik ze allemaal opschrijven. Wat verrukkelijk om weer thuis te zijn. Het waren spannende reizen en de allermooiste was mijn reis over de rivier.'
'Een reis over de rivier,’ zei tante Jo. ‘Net als wij. Lees dat eens voor, Lucia.’
Lucia bladerde in het boek, voorzichtig om het doorweekte papier niet te scheuren, tot ze de juiste bladzij gevonden had.
'Het was een lange reis en ik heb veel interessante mensen ontmoet. Ik zag een eiland vol met vieze kinderen, een waterwachter, en nog veel meer.'
‘Die hebben wij ook gezien,’ zei tante Jo tegen Lucia. ‘Hij heeft over onze rivier gevaren.’
'Maar het allerfijnste vond ik het toen ik bij een klein eethuis met hele aardige mensen kwam. Het eethuis stond aan de rivier, een prachtig huis vol met mooie bloemen die allemaal lekker roken. In het eethuis was een kok die verrukkelijk kon koken. Er was een knappe vrouw, die prachtig kon zingen.’
‘Dat ben ik!’ zei tante Jo. ‘En trots keek ze om zich heen.' 'Na het eten moest ik gymnastiekoefeningen doen met een dunne man die Dirk heette. Wat was die man lenig! ‘Dat ben ik!’ zei dunne Dirk. Ik had wel voor altijd in dat eethuis willen blijven, zo knus was het daar. Maar dat kon niet, want ik was op reis.
Vlakbij het eethuis was een veerpont met een veerman erop. Ik vertelde de veerman dat ik een boek wou schrijven over mijn reis, en ik heb hem beloofd dat ik hem mijn boek zou sturen. Ik geloof niet dat hij me kon verstaan, maar dat geeft niet. Ik stuur hem het boek toch. Lucia hield op met voorlezen. ‘Gaat dit echt over jullie?’ vroeg ze.
‘Ja,’ zei Boris. ‘Wat een verrassing. Ik dacht dat het een spookverhaal was.'
Stil zaten dunne Dirk en tante Jo voor zich uit te kijken. onder de indruk van wat ze net gehoord hadden. 'Ons eethuis,' zei dunne Dirk.‘Ons huis.' 'Ons thuis...’ zei tante Jo. ‘Ons eigen fijne huis. O Dirk, verlang jij ook ineens zo naar huis?’
‘Ja, heel erg,’ zei dunne Dirk. ‘Ik wil niet meer naar het verre land, ik wil naar huis. Dit was wel genoeg avontuur.’
‘Dat vind ik ook,’ zei tante Jo. ‘We zijn al zo lang onderweg, tja, het is wel mooi geweest. Jammer genoeg kan het niet. We moeten verder, we hebben het aan de veerman beloofd.’
En nu moest Boris lachen. ‘Ha, ha, jullie hoeven niet meer naar het verre land, we weten nu wat er in het boek staat, we kunnen naar huis, ik bedoel, jullie kunnen naar huis.'
Even lieten tante Jo en dunne Dirk deze woorden tot zich doordringen, toen vielen ze elkaar in de armen.
‘Boris heeft gelijk, we hoeven helemaal niet meer naar het verre land, want het raadsel is opgelost. Hoera, we gaan naar huis! Ons avontuur is afgelopen.'
Dolgelukkig maakte dunne Dirk een koprol en tante Jo begon te zingen.
'Naar huis,' dacht Boris, 'Naar mijn vader en mijn moeder, maar weg bij tante Jo en dunne Dirk. Het avontuur was voorbij, tijd om afscheid te nemen van zijn twee beste vrienden.
Dunne Dirk was stil. Hij liep naar het vlot en draaide zich om. ‘We kunnen niet naar huis,’ zei hij treurig. ‘We moeten tegen de waterval op varen en tegen de stroomversnelling in. Dat lukt nooit.’
Tante Jo werd bleek van schrik. 'Oh, ik heb geen zin meer in dat verre land'. Weer was het Lucia die een oplossing wist. ‘Over het water naar huis gaan lukt misschien niet,’ zei ze, ‘maar dan gaan we toch over land? Ik heb de hele weg al gelopen. Ik weet precies hoe je terug moet gaan.'
‘Lucia, je bent geweldig,’ zei tante Jo dankbaar. ‘Ja, we gaan over land terug. Nu kunnen we nog een paar dagen samen zijn.'

De zon ging onder, de maan kwam op en het gezelschap ging weer om het kampvuur zitten.
‘Dat was het dan,’ zei dunne Dirk. ‘Ons avontuur is voorbij.’
‘Het was een mooi avontuur,’ zei tante Jo. ‘Nu vind ik het niet meer zo erg als het thuis een beetje saai is, we hebben zoveel om aan terug te denken. Het was een heel mooi avontuur, en we hebben zoveel meegemaakt. En je was ook nog bijna getrouwd, Dirk,’ ging tante Jo verder. ‘Weet je nog, met die zeven mooie dames?’
‘Ja, Ik weet het nog. Maar gelukkig is het niet doorgegaan.’
‘Nee, gelukkig niet,’ zei tante Jo.
‘Want als het was doorgegaan,’ zei dunne Dirk met opeens schorre stem, dan eh... dan had ik niet met jou kunnen trouwen, Jo.’
Dunne Dirk knielde neer. ‘Wil je met me trouwen? Wil je voortaan dunne Jo heten?’
‘O, Dirk,’ zei tante Jo. ‘JA!’
‘O, Jo,’ zei dunne Dirk. ‘Ik wou het al een hele tijd aan je vragen, maar ik durfde niet. Ik ben al jaren verliefd op je, maar ik was net als Boris. Ik durfde niet over mijn geheim te vertellen. Ik was bang dat... dat je nee zou zeggen. Hoera, we gaan trouwen!’
Boris en Lucia klapten in hun handen. Dolgelukkig omhelsde Boris het varken. Zijn vader en moeder waren nog in leven. Het boek van de veerman was gelezen. En tante Jo en dunne Dirk gingen trouwen.
Wie had gedacht dat alles zó zou eindigen?
'Maar misschien,' dacht Boris, 'Was dit nog niet het einde.'
‘En toch,’ zei dunne Dirk, ‘loopt ons verhaal niet helemáál goed af. Ik had zo gehoopt dat Boris onze zoon zou worden.'
'Ja, dat had ik ook wel gewild,' zei tante Jo, 'Maar Boris heeft zijn eigen vader en moeder.'
‘Ik weet het,' zei dunne Dirk, 'Maar ik zou zo graag kinderen willen hebben.'
‘Ik,' zei tante Jo, 'ik wil ook graag kinderen want dan kan ik ’s avonds slaapliedjes voor ze zingen. Maar, Dirk, ik krijg ineens een heel goed idee.’
‘Wat voor idee, Jo?’
‘Nou,’ zei tante Jo, ‘zullen we nog een keertje naar dat eiland met die vieze kinderen gaan? En zullen we dan zeggen dat ze bij ons mogen komen? Dan zijn die al vieze kinderen niet meer zielig en dan wordt het weer net zo druk als vroeger in het eethuis en het zal er nooit meer saai zijn.’
Toen begon Dunne Dirk te glimlachen, de breedste glimlach die Boris ooit had gezien.
'Wat een schitterend idee!' riep hij uit.
Boris zuchtte, een diepe, tevreden zucht.
'Tante Jo? Dunne Dirk?’ vroeg hij. ‘Zouden er misschien nog twee kamertjes over zijn?
‘Vast wel,' zei dunne Dirk, 'Het huis is groot genoeg, hoezo?'
Nou ja, ik dacht, misschien kunnen wij wel bij jullie komen wonen dan verzinnen mijn vader en mijn moeder een nieuwe voorstelling en dan kunnen ze in ons eethuis optreden en dan hoef ik niet bij jullie weg.
'Een nieuwe voorstelling, voor wie.' zei tant Jo,' Er komt nooit iemand naar ons eethuis, dat weet je toch?
'Ja, dat is wel waar,' zegt Boris, 'maar als we dan die kinderen het land in sturen om aan iedereen te vertellen dat er bij ons een prachtige voorstelling te zien is, een rivierballet, misschien dat de mensen dan wel weer komen.'
Tante Jo en dunne Dirk keken elkaar aan en dunne Dirk zei: ‘Dat heb je heel mooi bedacht, Boris, dat zouden we het fantastisch vinden.’
Maar, 'zei Tante Jo, 'jij gaat nu eerst naar huis om je vader en je moeder weer te zien en als zij bij ons willen komen wonen zijn ze van harte welkom.

En na die woorden was alles gezegd wat er te zeggen was.
Een wolk schoof voor de maan. Nog eenmaal laaide het kampvuur op. Toen begonnen de vlammen te krimpen en doofde het vuur langzaam, langzaam uit. De gezichten van onze reizigers verdwenen in de duisternis.