Alle hens aan dek  1

placeholder
De website Haagse Kunstgrepen 2.0 is financieel mogelijk gemaakt door

Alle hens aan dek  1

Vraag of reactie?

Heb je een vraag of opmerking of misschien wel een tekening?
Stuur je reactie naar mail@vitaaldenhaag.org
Interessante inzendingen of een mooie tekening plaatsen wij graag op deze pagina.

Alle hens aan dek  1

Het olifantenfeest / Paul Biegel

De vertaling

verteller: Gera Elferink
stem: Daria Mohr

Daar kwam het circus aan! Alle auto’s moesten stoppen en niemand mocht meer oversteken, want het circus kwam midden door de straat.
‘Tetteretè!’ Twaalf mannen bliezen de muziek op koperen hoempa’s die blonken in het zonlicht.
‘Boem boem boem!’ De grote trom kwam er achteraan. Je kon de man die op de grote trom sloeg bijna niet zien. Alleen zijn armen, want de trom was tien keer zo groot als zijn buik. En de clowns! Die liepen niet, die sprongen en duikelden en dansten en hupten en trokken malle gezichten tegen mevrouw Van Hoogstraten.
Achter de clowns liep de leeuwentemmer. Met twee gevaarlijke leeuwen. Maar die zaten stevig aan een ketting en liepen zo zoet als hondjes.
Paarden waren er ook. En wagens, wagens, wagens. Het duurde wel een uur voor de stoet voorbij was.
‘Hoera!’ riepen alle kinderen van de straat. ‘Hoera, circus!’

‘Maar er zijn geen olifanten,’ riep een meisje. Ze hield zo van olifanten.
‘Daar daar!’ riep haar broertje. ‘Daar komt er een aan!’
En ja hoor, helemaal achteraan, als laatste van de lange rij, kwam een grote grote grijze jumbo. Maar wat liep hij gek.
Zo hobbelig, zo wankelend, zo... zo...
En toen schreeuwden alle kinderen; ‘Hij is niet echt. Het is geen echte olifant! Het is een olifant op wielen!’
Zo iets mals hadden ze nog nooit gezien. Een olifant die op een speelgoedolifant leek, maar dan zo groot als een echte. Wat zou dat betekenen? Midden op het plein bleef de stoet staan, de wagens in een grote kring. De tent werd opgezet, en de olifant kwam er naast te staan. De kinderen durfden er vlak bij te komen. Hij was zo groot, zo groot.
‘Dames en heren!’ riep de circusdirecteur. Hij had een hoge hoed op. ‘Dames en heren, deze olifant is iets heel bijzonders. Als u allemaal meedoet, zult u zien wat voor bijzonders dat is. Wilt u allemaal meedoen?’
‘Jaaa,’ riep iedereen. Want iedereen was komen kijken. Wel duizend mensen.
‘Luister,’ zei de circusdirecteur, ‘alle moeders moeten thuis een grote pan pudding gaan koken. Róze pudding. Frambozenpudding. En als die pudding gaar is, moeten alle moeders hier komen. Bij de olifant. Met de pan pudding.’
‘En dan?’ vroegen de duizend mensen.
‘Dat zult u wel zien!’ riep de circusdirecteur, En toen zei hij iets heel akeligs. Hij zei: ‘Alle kinderen moeten naar bed.’
‘Hééé!’ riepen alle kinderen.
‘Anders gaat het feest niet door,’ ‘zei de circusdirecteur, ‘het olifantenfeest. Morgenochtend begint het. Dan moeten alle kinderen komen.’
Er was niets aan te doen.
De kinderen werden in bed gestopt. De moeders begonnen pudding te koken. Je rook het in de hele stad. Frambozenpudding. Het rook roze.

Na een uur kwamen ze van alle kanten aanlopen, de moeders met de dampend hete pannen. Ook vaders kwamen er aan, want een heleboel vaders kunnen ook koken, en tantes en oma’s en zomaar lieve dames die geen kinderen hadden. Allemaal met een grote pan vol hete pudding.
‘Hierheen!’ riep de circusdirecteur.
Er stonden twee ladders tegen de olifant. Bij elke ladder stond een clown, en die clowns pakten de puddingpannen, klommen er de ladder mee op, en goten ze leeg...
...in de olifant.

Er zat een opening boven in de olifant. Hij werd voller en voller. En toen eindelijk de laatste pan pudding door een zenuwachtige oma werd aangedragen en leeggegoten, was de olifant tjokvol. Tjokvol frambozenpudding.
‘Is dat nou niet zonde?’ vroegen de mensen.
‘Wacht maar!’ zei de circusdirecteur, ‘morgenochtend om acht uur moeten alle kinderen – alle kinderen – hier komen. Met een lepel.’
Dat was me wat! Om zeven uur stonden ze al in de rij.
Klaas en Jopie en Anneke en Geert en Michiel en Tijl van de dokter en duizend andere kinderen. Ieder met een lepel.
Sommigen met soeplepels, en één kind met de grootste beslaglepel uit de keuken.
‘Waar is de pudding nou?’ vroegen ze.
De grote mensen hadden niks verteld.
‘Tetteretè!’ Daar kwam de muziek aan. En daar kwamen de clowns. En wat deden de clowns? Ze begonnen het vel van de olifant af te stropen. Rats rats! En wat bleef er toen over?

Een grote grote roze olifant. Een wiebel-de-wiebel olifant.
Een trillende dril-olifant. Een olifant van pudding. Met een pudding-slurf en een puddingkop en pudding-poten dikker dan dik, en een pudding-buik ronder dan rond, nou ja, de allergrootste pudding van de wereld. Roze. Met een witte muts van slagroom op zijn kop.'
‘Ooo!’ riepen alle kinderen, en daarna begon het olifantenfeest. Ladders werden tegen het pudding-beest aangezet, wel tien, en dadelijk klommen de grootste jongens en meisjes er tegenop, met hun lepel in de hand, en begonnen te eten. Van de rug, van de hals, van de kop, van de slagroommuts.
Kleinere kinderen begonnen aan de zijkanten, en de allerkleinste aan de poten.

Pudding, pudding, pudding aten ze, met grote lepels, met kleine lepels, met theelepels, met sauslepels en die ene jongen met zijn beslaglepel. Roze frambozenpudding aten ze. Om acht uur in de morgen, en de hele verdere dag door. De hele dag, want de olifant was zo groot, zo groot.
Toen het echte circus begon,’s avonds, in de tent, was de olifant op. Schoon op.
En alle kinderen hadden dikke bolbuiken.
Zo dik als de grote trom van de muziekman.